Categorie 47a en 47b
Onderwerp van de les |
Categorie 47a en 47b |
Lesontwerpaspecten |
Inleiding |
|
Voorkennis activeren |
|
Begeleid oefenen |
|
Individueel oefenen |
|
Afsluiting |
Lesdoelen |
Materialen |
|
|
Tijdsduur |
Klaaropdracht |
55 min. |
Schrijf samen een gedicht over het onderwerp ‘woorden’. |
Lesontwerpaspect |
Didactische structuur |
Inhoud |
Aantekeningen |
Tijd |
Inleiding |
n.v.t. |
In de inleiding wordt vertelt wat er deze les behandelt wordt. |
Vertel ook tevens de klaaropdracht. Deze komt later in de les ook op het bord.
|
2 min. |
Voorkennis activeren |
n.v.t. |
De leerkracht herhaalt kort de instructie vanuit de methode. |
Benadruk de spellingregels duidelijk. |
3 min. |
Begeleid oefenen |
Genummerde koppen bij elkaar |
De leerlingen overleggen met elkaar in het groepje over de vraag van de leerkracht, en komen gezamenlijk tot een antwoord. |
De leerkracht maakt groepjes van 3 à 4 kinderen en geeft elke leerling in de groepjes een nummer, van 1 t/m 3 of 4.
De leerkacht zegt een woord, bijvoorbeeld sla. De leerkracht vraagt zichzelf af, hoe dit woord geschreven moet worden. De leerkracht geeft de leerlingen de opdracht om in het groepje te overleggen hoe je het woord moet schrijven. Na twee minuten zegt de leerkracht een nummer, bijvoorbeeld het nummer twee. Alle leerlingen met nummer twee gaan staan en geven om de beurt een antwoord. De leerkracht vraagt de leerlingen om het antwoord uit te leggen. De nummers twee in dit geval, kunnen op elkaars antwoorden reageren. De bedoeling is dat uiteindelijk het juiste antwoord genoemd gaat worden en de spellingregel hierbij gebruikt wordt.
|
30 min. |
Individueel oefenen |
Tweetal coach |
De leerlingen gaan tegenover elkaar zitten. Een leerling heeft een lijst met woorden en laat de leerling tegenover zich, alle woorden van dat lijstje opschrijven. Een dictee.
|
De leerkracht maakt tweetallen (sterk-zwak, gemiddeld-zwak en sterk-gemiddeld) en geeft elk tweetal twee woordenlijstjes en twee blaadjes. De tweetallen verdelen zich door middel van het woordenlijstje in een leerling A en leerling B. Leerling A mag zijn woordenlijstje als eerste oplezen. Leerling B schrijft dan de woorden op. Tijdens het dictee van leerling B (die schrijft immers de woorden op) coacht leerling A. Dat wil zeggen dat hij leerling B helpt te denken aan de spellingregels.
Nadat de woorden van Leerling A geweest zijn, draaien de rollen om.
Als de leerlingen allebei geweest zijn, kijken ze samen de woorden na. Vervolgens mogen ze werken aan de klaaropdracht.
|
15 min. |
Afsluiting |
n.v.t. |
De leerlingen die een gedicht hebben geschreven lezen hem voor. |
|
5 min. |
Groep 4
Woordenlijst A |
Woordenlijst B |
Ballen |
Bruggen |
Blokken |
Jullie |
Allemaal |
Kapper |
Bakker |
Kassa |
Bommen |
Sokken |
Bossen |
Bussen |
Appel |
Trappen |
Binnen |
Lekker |
Emmer |
Spullen |
Brillen |
steppen |
Groep 5
Woordenlijst A |
Woordenlijst B |
ballen |
Aantallen |
Bommen |
bedden |
flessen |
Gesprekken |
gezinnen |
Kippen |
klappen |
Bakker |
bakkerij |
Intussen |
jammer |
Koffer |
koffie |
Kussen |
ladder |
Letter |
massa |
Middag |
middel |
Modder |
nummer |
Rapport |
Rommel |
Rubber |
wanneer |
wakker |
Maak jouw eigen website met JouwWeb