Categorie 13a
Onderwerp van de les |
Categorie 13a en 13b |
Lesontwerpaspecten |
Inleiding |
|
Voorkennis activeren |
|
Gezamenlijk oefenen |
|
Afsluiting |
Lesdoelen |
Materialen |
|
|
Tijdsduur |
Klaaropdracht |
60 min. |
n.v.t. |
Lesontwerpaspect |
Didactische structuur |
Inhoud |
Aantekeningen |
Tijd |
Inleiding |
n.v.t. |
In de inleiding wordt vertelt wat er deze les behandelt wordt. |
Vertel ook tevens de klaaropdracht. Deze komt later in de les ook op het bord.
|
2 min. |
Voorkennis activeren |
n.v.t. |
Herhaal kort de instructie zoals in de methode beschreven staat. |
Zet de woorden op het bord en onderstreep daarin de ch, cht, g of gt.
|
3 min. |
Gezamenlijk oefenen |
Schud en Pak |
Draai een kaart van de stapel en leg hem in het midden. Schrijf op het papier dat voor je ligt, zoveel mogelijk woorden op binnen twee minuten.
|
De leerkracht zorgt ervoor dat elke leerling een blaadje krijgt. De leerlingen worden in groepjes van 3 à 4 personen ingedeeld. Zorg ervoor dat het niveau van de leerlingen weer goed verdeeld is. Elk groepje krijgt nu een stapel van 10 kaartjes (zie bijlage). Deze stapel wordt in het midden gelegd. Een kaart wordt omgedraaid en voorgelezen en vervolgens in het midden gelegd. Het is de bedoeling dat elke leerling nu binnen twee minuten, zoveel mogelijk woorden opschrijft. Stimuleer de leerlingen ook om lange woorden te schrijven.
De leerkracht zorgt ervoor dat er op het bord een klok staat met daarop twee minuten. Na de twee minuten, krijgen de leerlingen 3 minuten de tijd om gezamenlijk na te kijken: een leerling leest zijn blaadje voor en de andere leerlingen overleggen of de woorden goed zijn. Nu volgt de volgende leerling etc.
Na het nakijken geven de leerlingen de goede woorden een punt. Elk woord onder de 6 letters krijgt 1 punt. Woorden van 6 woorden en langer krijgen 2 punten. De leerkracht zet de puntentelling op het bord. Degene met de meeste punten wint.
Om het spel te introduceren, gaat de leerkracht bij een groepje zitten om het een keer voor te doen.
|
45 min. |
Afsluiting |
n.v.t. |
De leerkracht houdt een oefendictee met de categoriewoorden. |
Nu de leerlingen even hebben kunnen oefenen, is het tijd om te kijken of de leerlingen vorderingen hebben gemaakt. Iedere leerling krijgt daarom een blaadje waarop de woorden geschreven kunnen worden. Zorg ervoor dat het niet teveel woorden zijn, oefen bijvoorbeeld alleen de woorden met ach.
|
10 min. |
Opmerkingen |
Om ervoor te zorgen dat iedereen een keer kan winnen, wordt na elke ronde de stapel geschut. Zo kan het zijn dat je nogmaals dezelfde kaart krijgt. Door goed op te letten kan een leerling met weinig woorden in de vorige ronde, nu wel eens heel veel woorden hebben. Vertel de leerlingen dit ook om ze actief bij de les te betrekken.
Door deze les vaker te gebruiken (er kan ook gekozen worden voor minder speeltijd), kunnen de vorderingen van de leerlingen gevolgd worden. Het dictee zorgt er dan voor dat de leerkracht per leerling kan zien wat beheerst en niet beheerst wordt.
|
Schrijf zoveel mogelijk woorden op met ach |
Schrijf zoveel mogelijk woorden op met och
|
Schrijf zoveel mogelijk woorden op met ich
|
Schrijf zoveel mogelijk woorden op met uch
|
Schrijf zoveel mogelijk woorden op met ech
|
Schrijf zoveel mogelijk woorden op met ag
|
Schrijf zoveel mogelijk woorden op met og
|
Schrijf zoveel mogelijk woorden op met ig
|
Schrijf zoveel mogelijk woorden op met ug
|
Schrijf zoveel mogelijk woorden op met eg
|